COLLECTIE TROPENMUSEUM Reliëf O 101 op de verborgen voet van de Borobudur TMnr 10015838


Formát:
700 x 483 Pixel (119361 Bytes)
Popis:
Negatief. Negatief waarop reliëf O 101 van de verborgen voet van de Borobudur te zien is. De verborgen voet van de Borobudur is de oorspronkelijke basis van het Buddhistische heiligdom dat rond 800 gebouwd is. In een latere fase van de bouw werd deze basis verborgen, waarschijnlijk om verzakking te verkomen. De verborgen voet loopt om het hele bouwwerk heen en bevat 160 reliëfs die tezamen de Mahakarmawibhangga verbeelden, een Mahayanistische tekst die de werking van de leer van Karma uiteenzet. Deze leerrede wordt aan Buddha toegeschreven en handelt over oorzaak en gevolg.

N.J. Krom en Th. van Erp duiden in hun standaardwerk over de Borobudur (Beschrijving van Barabudur (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1920-1931)) de reliëfs van de verborgen voet aan als serie O. Op de reliëfs zijn voorbeelden van de theorie uitgebeeld: goede daden hebben goede gevolgen en slechte daden hebben slechte gevolgen. De reliëfs vallen in twee delen uiteen: O 1 tot en met O 117 verbeelden een aantal daden die leiden tot één en hetzelfde gevolg. De reliëfs O 118 tot en met O 160 tonen verschillende gevolgen van één oorzaak. De uiteenzetting van de leer begint bij de trap aan de oostzijde en ontrolt zich met de klok mee om het bouwwerk heen. De reliëfs moeten dan ook gelezen worden van rechts naar links.

Lange tijd was onbekend wat op de reliëfs van de verborgen voet stond afgebeeld. Hoewel de reliëfs al in 1885 waren ontdekt door Dr Ir J.W. IJzerman (1851-1932) kon de Franse geleerde Sylvain Lévi pas in 1929, op het zesde Congres van het Oostersch Genootschap, constateren dat het op de verborgen voet ging om een Buddhistische tekst: Mahakarmawibhangga. Lévi had in 1922 een manuscript uit 1411 met deze tekst ontdekt in Kathmandu, Nepal. De tekst bleek populair in de Burdhistische wereld te zijn en een aantal verwante teksten te hebben: twee Chinese werken, waarvan één vertaald was in 582 door Gautama Dharmaprajna en één tussen 980 en 1000 door T'ien si Tsai. Daarnaast bevat de Tibetaanse Kanjur twee werken met de titel Karmawibhangga. In 1933 publiceerde de archeoloog N.J. Krom een uitgebreide analyse van het Mahakarmawibhangga op de reliëfs van de bedolven voet. Hierin legt hij een relatie tussen de afbeeldingen op de reliëfs en de tekstpassages in het Mahakarmawibhangga.

De reliëfs O 101 tot en met O 108 bevinden zich aan de noordzijde van de Borobudur en hebben volgens N.J. Krom betrekking op de paragrafen twintig tot en met tweeëntwintig van het Mahakarmawibhangga: XX Wat is de daad, die een geboorte onder de goden van de sfeer der Begeerte ten gevolge heeft? Antwoord: de tien goede wegen van de daad, goed ten einde gebracht. Dat is de daad, die een geboorte onder de goden van de sfeer der Begeerte ten gevolge heeft. XXI Wat is de daad, die een geboorte onder de goden van de sfeer van de Vorm ten gevolge heeft? Antwoord: de tien goede wegen van de daad, goed ten einde gebracht, goed eigen gemaakt en op de meest voortreffelijke wijze vervolmaakt. Dat is de daad, die een geboorte onder de goden van de sfeer van de Vorm ten gevolge heeft. XXII Wat is de daad, die een geboorte onder de goden van de Vormloze sfeer ten gevolge heeft? Antwoord: de vier instellingen der meditatie van het vormloze, de categorie van de oneindigheid van de ruimte, de categorie van de oneindigheid van de kennis, de categorie van de oneindigheid van het niet, de categorie van inzicht en niet-niet-inzicht; deze instellingen van meditatie worden toegepast en vermenigvuldigd. Dat is de daad, die een geboorte onder de goden van de Vormloze sfeer ten gevolge heeft.

Op O 101 en O 102 treffen wij hemelvoorstellingen aan. Hemelvoorstellingen worden gekarakteriseerd door wensbomen, potten vol kostbaarheden onderaan de stam, en door twee kinnara's (wezens die half mens, half vogel zijn). Ook op andere plaatsen op het monument worden deze symbolen gebruikt om de hemel voor te stellen. Hemeltaferelen worden soms door de inscriptie 'swargga' aangeduid. De staande figuren van O 101b en de zittende met aureool op O 102b bevinden zich in een hemel. De oorzaak daarvan vinden we op O 101a: de aanbieding van een gift aan een brahmaan. Op O 102a zien we een predikende monnik en een uitdeling aan behoeftigen.

Op de linkertaferelen ontbreken de kinnara's en de hemelbomen, maar het lijkt Krom niet onwaarschijnlijk dat hier ook een hemel bedoeld is: we zien op O 103c naast een paleis of een tempel een persoon in groot ornaat tussen vrouwen die hem dienen. De groep op O 104c is voorzien van aureolen. O 104 a en op O 104b tonen een predikende monnik en een uitdeling. Op 104a is een gift van geschenken afgebeeld aan brahmanen. Op 104b zit een mediterende persoon tussen twee onafgewerkte bomen. Volgens Krom is het aannemelijk dat de beeldhouwer de hemelboom met kinnara's gereserveerd heeft voor de Kamawacara-goden. Hieruit volgt dat O 101 en O 102 bij paragraaf XX horen en de hemels van O 103 en O 104 bij de goden van Rupawacara van XXI. De grote moeilijkheid komt dan bij de goden van Arupyawacara van XXII, want het lijkt Krom uitgesloten dat deze wezens weergegeven kunnen worden in een vorm; men mag ze zelfs helemaal niet verwachten op reliëfs. Maar Krom meent dat op O 105 een poging is gedaan om aan te geven om de staat van vormeloosheid te bereiken; de vier monniken, die ieder in een afzonderlijke rotsnis zitten te mediteren zouden de vier samapatti's van de tekst vertegenwoordigen.

Op reliëf O 106 is de hoofdpersoon in groot ornaat afgebeeld met een aureool achter het hoofd. Achter zijn dienaren staat op het midden van het reliëf een boom; niet de gestileerde hemelboom, maar wel met de juwelenpotten aan de voet. O 106a geeft een huldebetuiging weer, onder andere met een tros bananen van een aantal monniken. De hoofdpersoon van O 107b heeft geen aureool, maar draagt wel groot ornaat. Ook hier staan juwelenpotten. O 107a toont een uitdeling van onder meer kleding. Reliëf O 108 begint met het geven van geschenken door rijk geklede personen. Op 108b is een persoon in groot ornaat te zien, die een afwerend gebaar maakt.

Voor deze taferelen weet Krom in de tekst geen behoorlijke verklaring te geven. (Uit: N.J. Krom, Het Karmawibhangga op Barabudur. Mededeelingen der koninklijke academie van wetenschappen, afdeeling letterkunde, deel 76, serie B, No. 8 (Amsterdam: Noordhollandsche Uitgevers-Maatschappij, 1933) 243-245).

Bronnen:

A.J. Bernet Kempers, Borobudur. Mysteriegebeuren in steen. Verval en restauratie. Oudjavaans volksleven (Wassenaar 1973/gewijzigde herdruk); Van Erp, Th., Krom, N.J., Beschrijving van Barabudur (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1920-1931); N.J. Krom, Het Karmawibhangga op Barabudur. Mededeelingen der koninklijke academie van wetenschappen, afdeeling letterkunde, deel 76, serie B, No. 8 (Amsterdam: Noordhollandsche Uitgevers-Maatschappij, 1933).. Reliëf O 101 op de verborgen voet van de Borobudur
Licence:
Public domain
Sdílet obrázek:
Facebook   Twitter   Pinterest   WhatsApp   Telegram   E-Mail
Více informací o licenci na obrázek naleznete zde. Poslední aktualizace: Sun, 26 Nov 2023 00:14:03 GMT

Relevantní obrázky


Relevantní články

Kassian Cephas

Kassian Cephas nebo Kassian Céphas byl jávský fotograf ze dvora Yogyakartského sultanátu. Byl prvním domorodým obyvatelem Indonésie, který se stal profesionálním fotografem a na žádost sultána studoval u Hamengkubuwany VI (1855–1877). Poté, co se stal dvorním fotografem již v roce 1871, začal pořizovat portrétní fotografie členů královské rodiny a také na dokumentární snímky pro Nizozemský archeologický svaz. Cephas byl oceněn za své příspěvky k ochraně kulturního dědictví Jávy prostřednictvím členství v Královském nizozemském institutu studií jihovýchodní Asie a Karibiku a čestnou zlatou medailí Řádu Orange-Nassau. Cephas a jeho manželka Dina Rakijah vychovali čtyři děti. Jejich nejstarší syn Sem Cephas pokračoval v rodinném fotografickém podnikání až do své vlastní smrti v roce 1918. .. pokračovat ve čtení